Maribor
Maribor, in het Duits Marburg an der Drau, lag eeuwenlang in Oostenrijk. In de 12e eeuw werd de kathedraal gebouwd als kapittelkerk, want Maribor was nog geen bisschopsstad. De stad kreeg in 1204 marktrechten en in 1254 stadsrechten en leefde van de wijnbouw, de handel en tolgelden. De Habsburgers gaven de stad vele privileges. Maribor kreeg in 1532 en 1683 te maken met Turkse belegeringen. De burcht waarnaar de stad genoemd is, ging in 1784 verloren.
In 1859 werd Maribor de zetel van het bisdom Lavant, dat later het aartsbisdom Maribor werd.
Tot 1918 bleef de stad Oostenrijks. Na de Eerste Wereldoorlog kwam Maribor met de rest van zuidelijk Stiermarken aan Joegoslavië. De bevolking bestond destijds uit Duits- en Sloveenstaligen. In de omgeving van de stad bestond de bevolking vooral uit Slovenen, in de stad zelf bestond de meerderheid uit Duitstalige Oostenrijkers, die vooral te vinden waren onder de beambten en de middenstand. Het bevolkingsaandeel van deze "Oud-Oostenrijkers" is sindsdien gedecimeerd. Tijdens de Tweede Wereldoorlog onderging Maribor, dat in 1941 door de Duitsers was veroverd, geallieerde bombardementen. Na de Tweede Wereldoorlog ontwikkelde de industrie zich verder (textiel, metaal, auto's). In 1975 kreeg de stad een universiteit.
Sinds 1991 is Maribor de tweede stad van het onafhankelijke Slovenië.